In Canadees/Brits observationeel onderzoek werd gekeken naar de samenhang tussen vitamine D-suppletie en het voorkomen van dementie. De onderzoekers vonden een duidelijk verband: suppletie was gelinkt aan een veertig procent lager risico dement te worden. Onder vrouwen en andere risicogroepen was het effect het grootst.
De onderzoekers gebruikten gegevens van deelnemers aan het Nationale Alzheimer’s Coördinatiecentrum, onderdeel van het Amerikaanse Nationale Instituut voor Veroudering. De deelnemers waren gemiddeld 71 jaar jong en aanvankelijk vrij van dementie. Deelnemers die bij aanvang geen vitamine D slikten maar dat na verloop van tijd wel deden, werden van de analyse uitgesloten. Zo bleven er ruim twaalfduizend over.
Bij 2.696 van hen was na een opvolgtijd van tien jaar de diagnose dementie gesteld. Afgerond 75 procent van de diagnoses viel in de groep die niet suppleerde. Na correctie voor leeftijd bij het begin van de studie, geslacht, opleiding, etniciteit, cognitieve conditie, depressie en een genetische risicofactor (ApoE4) berekenden de onderzoekers een veertig procent lager dementierisico voor de deelnemers die vitamine D suppleerden.
Grootste effecten
Vrouwen hadden in deze studie een twaalf procent hoger risico dan mannen. Maar bij vrouwen die suppleerden was het risico 32 procent lager dan bij supplerende mannen. Tussen vrouwen die wel en vrouwen die niet suppleerden was het verschil in risico op dementie 51 procent. Bij de mannen was dit verschil veel kleiner: 26 procent.
Dit grotere effect bij vrouwen zou het gevolg kunnen zijn van de afnemende oestrogeenproductie rond de menopauze, schrijven de onderzoekers in Alzheimer’s & Dementia. ‘Er is onderzoek dat toont dat oestrogeen enzymen kan activeren die verantwoordelijk zijn voor de activatie van vitamine D. Daarom kan suppletie een grotere impact hebben gehad in deze oudere vrouwen.’
Onder deelnemers die bij hun intake normale cognitieve – verstandelijke – vermogens hadden en vitamine D slikten, werd eveneens een groot effect waargenomen. Als groep werden zij 56 procent minder vaak door dementie getroffen dan deelnemers met een normale cognitie die geen vitamine D slikten.
Minder tot geen effect
Deelnemers met een milde cognitieve beperking waren ook beter af met extra vitamine D. Al was het effect minder robuust: min 33 procent. De milde cognitieve beperking zou het gevolg kunnen zijn van beginnende dementie. Een fase, speculeren de auteurs, waarin suppletie minder effectief zou kunnen zijn. ‘Deze bevindingen benadrukken het belang van interventies vroeg in het ziekteproces. Idealiter voordat zich cognitieve symptomen openbaren.’
Hetzelfde gold voor de deelnemers van wie het gen APOE codeert voor de productie van een bepaald type (ApoE4) vetbindende eiwitten – apolipoproteïnen. Deze variant is in Japanners, Europeanen en Amerikanen een genetische risicofactor voor dementie, maar bijvoorbeeld niet in Nigerianen of inheemse Amerikanen. In deze studie verminderde vitamine D het dementierisico bij niet-dragers meer (47 procent) dan bij dragers (33 procent).
Als verklaring verwijzen de wetenschappers naar literatuur over een betere opname van vitamine D uit voeding door ApoE4-dragers en lagere uitscheiding ervan via de nieren. ‘Met een potentieel hoger basisniveau van vitamine D, zou het kunnen zijn dat ze ook minder van een aanvulling profiteren.’ Nagaan konden de onderzoekers dat overigens niet, want in dit cohort is de vitamine D-status in het bloedserum niet bepaald.
Interessant is wel dat de dragers, die met elkaar ruim een derde van de studiepopulatie uitmaakten, een lager risico hadden dan veel andere bronnen opgeven. De Mayo Clinic noemt bijvoorbeeld een risicoverhoging van honderd tot tweehonderd procent. In deze studie was dat 79 procent. Dragers die suppleerden hielden met 19 procent een verhoogd risico over.
Afro-Amerikaanse deelnemers hadden een lager risico dement te worden dan witte deelnemers en met suppletie verminderde dat risico nog eens met 39 procent. Mensen die in deze studie hadden aangegeven dat ze depressief waren, hadden een met 35 procent verhoogd risico dement te worden. Wel of geen vitamine D slikken, maakte voor deze groep geen verschil. Opleidingsniveau hield geen verband met dementierisico.
Formuleringen en doseringen
Voor de uitkomsten maakte het niet uit welke formulering de deelnemers slikten: calcium-vitamine D, cholecalciferol of ergocalciferol. Aanbevelingen over de optimale dosis in microgrammen zijn uit deze studie niet af te leiden, omdat de doseringen niet bekend zijn. Gevoegd bij het feit dat ook de vitamine D-status van de deelnemers niet beschikbaar was, ‘is het dus onbekend of de incidentie van dementie verschilde als gevolg van dosering of vitamine D-tekort’, erkennen de auteurs als een beperking van hun studie.
Duidelijk is in elk geval wel dat regelmatig gebruik van vitamine D ook voor wat betreft dementie geen kwaad kan. Andere toepassingen die verder gaan dan de sinds lang erkende preventieve werking bij rachitis zijn bij melanoom en (auto)immuunziekten. Opheffen van vitamine D-tekorten in 50-plussers zou alleen al Duitsland jaarlijks onder meer dertigduizend kankerdoden en miljarden aan zorgkosten schelen. In de ‘Paradoxale zegen van de zon’ gaat Frits Muskiet in op de voor- en nadelen van zonlicht als leverancier van vitamine D.
Beeld: Dementia by Nick Youngson CC BY-SA 3.0 Pix4free
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief