Ik was de afgelopen tijd weer een paar keer in het ziekenhuis. Gelukkig niet voor de kanker, maar voor kleine zorgen en steun voor anderen. Zo ging ik met mijn steeds wankeler lopende moeder mee naar de neuroloog, bracht ik mijn doodzieke kat* naar het dierenziekenhuis en ging ik voor mezelf naar de plastisch chirurg om de last van mijn siliconenimplantaat te bespreken.
En dan zit je er dus weer.
In zo’n ziekenhuis.
In de wachtkamer te wachten.
En dan vliegt het me weer aan. Hoe vaak ik in hoeveel verschillende wachtkamers heb zitten wachten. De spanning die dat met zich mee bracht, bijvoorbeeld als het om een uitslaggesprek ging. Ik vond het altijd hemeltergend ingewikkeld dat ze je daarop lieten wachten. Zij weten al wat over mijn leven gaat, en ik moet wachten. Ik zat ook vaak te wachten tot ze me weer in een of ander apparaat gingen stoppen. Werd je gehaald, in een hokje gestopt, ‘kleed u zich hier maar uit’, en dan moest je in dat hokje wéér wachten tot ze je naar de machine brachten. Bij de bloedafname was het het ergste. Dan moest je eerst een nummertje trekken en op de gang wachten. Als dan je nummer aan de beurt was, mocht je je melden aan de balie. Als je dat gedaan had, kon je weer wachten. Dan werd je naam geroepen en mocht je naar het kamertje waar iemand bloed zou komen prikken, en daar mocht je, je raadt het al, wéér wachten.
‘Dat gevoel tot een nutteloos aanhangsel van je eigen leven te zijn geredudeerd’
Uren en uren heb ik doorgebracht met wachten in het ziekenhuis. Mijn man noemde de afspraak-tijd op een gegeven moment de ‘dan-moet-je-er-zijn-tijd’. Je wist nooit of je dan na tien minuten, of na anderhalf uur aan de beurt was. Ik heb wel eens een halve dag op een operatie moeten wachten.
Ik heb het eens gevraagd, waarom ze me zo vroeg lieten komen, als ik toch nog lang niet aan de beurt was. ‘Dat is handiger voor ons mevrouw, want dan zorgen we alvast dat alles klaar is, want als het dan opeens sneller gaat met de eerdere patiënt, dan hoeven we niet te haasten. Het is toch jammer als de dokter moet wachten’. En ik maar denken dat het om de patiënt ging. Nee, ik was gewoon de ‘input’ die door het ziekenhuissysteem geduwd moest worden, handig van het ene voorsorteerbakje naar het andere, netjes klaar liggend tot je nodig was. Iedereen was altijd super lief en attent en zorgzaam voor me, aan de bejegening lag het niet. Maar dat gevoel tot een nutteloos aanhangsel van je eigen leven te worden gereduceerd, nee, dat is me niet in de kouwe kleren gaan zitten.
Telkens als ik nu weer in een ziekenhuisomgeving kom, dan vliegt dit me weer aan. Ik heb geen trauma van de kanker, of van de behandeling, ik heb een trauma van dat wachten.
*Ik ben eerlijk gezegd helemaal niet zo fanatiek over het leven van een kat, maar als de dierenarts zegt; ‘als u nu niks doet, gaat hij dood’, voel je je toch een bruut. En…? Ze hebben hem gered….!
Sophie Hospers is filosoof, historica en coach en kreeg twee keer borstkanker. Eerdere columns van Sophie vind je hier.
Beeld: “#wachtkamer #deventer #retro #traintravel #netherlands” by jonworth-eu is licensed under CC BY 2.0
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief