De krimp van insectenpopulaties kon wel eens mede het gevolg zijn van de oplopende hoeveelheid CO2 in de atmosfeer, suggereert Amerikaans onderzoek. Landbouwgif helpt de insecten ook niet mee. In Drentse natuurgebieden werd het gevonden in plant en dier.
Gaan we eerst naar het noordoosten van Kansas. Daar doet Micheal Kaspari onderzoek naar de 44 soorten sprinkhanen die leven in het 3.500 hectare omvattende Konza Prairie Biological Station. Een reservaat begroeid met het lange gras dat oorspronkelijk grote delen van Amerika’s midwesten bedekte.
Kaspari, ecoloog aan de universiteit van Oklahoma en zijn post-doc Ellen Welti analyseerden hoe de populaties zich over langere perioden ontwikkelden in twee gebieden. In een deel van het reservaat waar bizons grazen – van 2002 tot 2017 – en in een deel waar de sprinkhanen zich van 1996 tot 2017 ongestoord aan het gras te goed hadden gedaan.
Sinds een aantal jaar staat het thema insectensterfte op de onderzoeksagenda. Een daling van zeventig procent in een onderzoeksgebied nabij het Duitse Krefeld, deed internationaal de alarmbellen afgaan. Vele rapporten bevestigt het beeld dat populaties landinsecten krimpen, naar het waarom is nog weinig studie verricht. Aangenomen wordt dat de oorzaken liggen in habitatverlies – levensruimte – en het gebruik van bestrijdingsmiddelen.
Verlies van voedingswaarde
Geen van beide kan op de prairie van Ellen Welti een rol van betekenis spelen. Toch bleken de populaties sprinkhanen, tussen alle ups en downs door, in twintig jaar met gemiddeld dertig procent te zijn afgenomen. ‘Ik was eerlijk gezegd nogal verrast’, zegt Welti in Science Magazine.
Welti en Kaspari vroegen zich af of een andere globale trend met de afname verband hield: de gestaag stijgende hoeveelheid koolstofdioxide (CO2) in de atmosfeer. Onderzoek uit 2014 had namelijk aangetoond dat voedselgewassen als graan, rijst en maïs flink aan nutriënten inboeten als ze gekweekt worden onder hogere CO2-niveaus dan de huidige. Zou dat ook voor prairiegras gelden?
Ja dus. Uit de monsters die collega-ecologen op de Konza Prairie Biological Center verzameld hadden, bleek dat de verschillende grassen in dertig jaar dubbel zo veel biomassa bevatten. Maar het aandeel stikstof in de planten daalde rond 42 procent, fosfor met 58 procent, kalium met 54 procent en natrium met 90 procent.
Extra CO2 in de atmosfeer jaagt de plantengroei aan. Het is het hoofdbestanddeel van de suikers, zetmeel en cellulose in planten. De opname van andere nutriënten raakt achterop met als gevolg ‘lege caloriën’ zoals de onderzoekers het noemen.
Vorige week verscheen een meta-analyse van 166 onderzoeken, waar uitkomt dat insecten die op het land leven over het geheel genomen in aantallen afnemen. Kaspari voorspelt dat de planteneters onder deze soorten het zwaarst getroffen zijn. Welti hoopt de hypothese van het nutriëntenverlies als oorzaak voor het insectensterven verder te onderbouwen, door de weefsels van de sprinkhanen hierop te onderzoeken.
Chelse Prather, bioloog aan de univerteit van Dayton, noemt het voorgestelde mechanisme van voedingswaardeverlies en de concrete data ‘extreem krachtig’. Grote grazers als olifanten, panda’s of herten kunnen ook in gevaar zijn. ‘Als het nutriëntenverlies wijd verspreid is, dan heeft dit enorme implicaties voor alle planteneters.’
Landbouwgif in Drentse natuur
In het noordoosten van Nederland bevestigde onderzoek de vermoedens van een groep bezorgde burgers. Verenigd onder de naam ‘Meten=Weten’ financierden zij onderzoek naar de verspreiding van landbouwgif in acht Drentse natuurgebieden. De zeventien monsters van planten en mest van grazers bevatten bij elkaar 31 verschillende bestrijdingsmiddelen. Er werd op 664 pesticiden getest.
Schimmelwerende middelen werden het meest aangetroffen. Een van die middelen, difenyl, maakt de helft uit van het totale volume aan bestrijdingsmiddelen. Ooit was het in gebruik als conserveringsmiddel van voedingsmiddelen.
‘In het Dwingelderveld zijn pesticiden gevonden op kilometers afstand van landbouwpercelen. Dat is schokkend’, zegt Ruud Kreetz in dagblad Trouw. De grote verspreiding baart de regiomanager van Natuurmonumenten zorgen. ‘Het komt erop meer dat er een deken van vergif over onze natuurgebieden ligt. En niet alleen daar, je kunt er veilig vanuit gaan dat deze stoffen ook Nederlandse tuinen bereiken.’
Effect van stapeling onbekend
Eerder onderzoek door het RIVM in woongebieden rond de vervuilende bollenteelt in Drenthe concludeerde dat de grenswaarden van de verschillende middelen niet overschreden werd. In de Drentse natuurgebieden zijn de concentraties laag. Maar er is nog weinig bekend wat de gevolgen zijn van chronische blootstelling en ook niet wat de risico’s zijn van stapeling.
‘In de toxicologie is de dosis bepalend voor het effect, maar gestapelde lagere doses kunnen ook een effect hebben’, zegt Kees van Gestel, hoogleraar toxicologie aan de VU, in Trouw.
Beeld: Cindy Trossaert, licensed under CC BY-NC 2.0
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief