Notenallergie met noten bestrijden. Dat is de essentie van immunotherapie tegen allergie. Orale immunotherapie houdt in dat dit gebeurt door (zeer) kleine hoeveelheden allergenen te eten. Een methode met een hoge succeskans maar niet zonder risico’s, stellen 36 immunologen. Het expert-panel produceerde de eerste richtlijn met aanbevelingen die ouders voorlicht en voorbereidt op een gecontroleerde confrontatie met de ‘Angstgegner’.
Ouders van jonge kinderen met een of meerdere voedselallergieën mogen er op hopen dat hun kind de allergie vanzelf ontgroeit. Op zichzelf is het al een hoopvol teken dat dit mogelijk is. Het adaptieve – aangeleerde – immuunsysteem kan aanleren én afleren. Rustig afwachten is er bij de meer serieuze allergieën echter niet bij. Zeker na een heftige ervaring kan de beduchtheid op een confrontatie met het betreffende allergeen ontaarden in angst en stress.
Om die reden voelen veel ouders voor orale immunotherapie. Een allergie genezen is tenslotte beter dan voor onbepaalde tijd elke confrontatie met het allergeen te voorkomen. Het principe is duidelijk: leer het immuunsysteem door middel van minuscuul kleine porties dat eiwitfracties uit melk, pinda’s, vis, eieren, soja, appel of wat dan ook; géén vijandige indringers zijn. De praktijk is natuurlijk een stuk ingewikkelder.
‘Als families niet voorbereid zijn op orale immunotherapie dan zullen ze falen of het zal onveilig zijn’, vat Douglas Mack het belang van een breed gesteund voorlichtingsprotocol samen. Mack is assistent professor kindergeneeskunde aan de McMaster University in Canada. Volgens zijn informatie gaat een derde van alle ouders zonder noemenswaardige voorbereiding aan de slag. Samen met een internationaal team van 36 allergie-deskundigen stelde hij daarom de eerste ‘evidence based’ richtlijn op om daar verandering in te brengen.
De werkwijze van het expert-panel was als volgt: eerst definieerden ze verschillende thema’s en bedachten daar honderden stellingen bij, vervolgens gaf elk van de experts van elke stelling aan in hoeverre hij of zij zich daar in kon vinden. Zo kwamen de aanbevelingen bovendrijven waar de meeste overeenstemming over is. Deze behandelen onder meer de volgende thema’s:
- Gestandaardiseerde educatie voor patiënten en verzorgenden
- Adequaat ouderlijk toezicht op de doseringen voorafgaand aan de behandeling
- Identificatie van risicofactoren waaronder ongecontroleerde astma, weerstand tegen het gebruik van een EpiPen (adrenaline), oncontroleerbare psychologische problemen en zwangerschap
- Duidelijk begrip van welke doelen patiënt en zorgverlener hebben
In vakblad The Journal of Allergy and Clinical Immunology is na te lezen voor welke van de zeventig stellingen met betrekking op de families en de 250 stellingen voor artsen voldoende consensus was. Alleen al het doorlezen van de stellingen met hoogste scores levert belangrijke informatie. Bijvoorbeeld dat OIT alleen zin heeft bij een aangetoonde (‘IgE-gemedieerde’) voedselallergie. Een intolerantie voor gluten (coeliakie) of lactose valt daar dus niet onder.
Onderaan het artikel geven de auteurs een verhelderende opsomming van stellingen waarvoor meer dan negentig procent overstemming is. Deze gaan over de potentiële voordelen (bijvoorbeeld ‘Men kan voedingsproducten consumeren met ‘kan-sporen-van-waarschuwingen’ op het etiket.’), risico’s (bijvoorbeeld ‘Allergische reacties verminderen normaal gesproken tijdens de fase waarin OIT onderhouden wordt, maar kunnen altijd terugkomen.’), uitkomsten (bijvoorbeeld ‘Het effect van OIT kan verdwijnen als het allergeen niet met regelmaat gegeten wordt.’) en alternatieven (bijvoorbeeld ‘Het mijden van allergenen.’).
Strategieën om risico’s te verminderen zijn er meer dan tien (bijvoorbeeld ‘Patiënten moeten sport, alcohol en heet douchen vlak voor en na een dosering vermijden.’), bij ‘moeilijkheden’ was er slechts één die hoog genoeg scoorde (‘Patiënten hebben moeite zich aan de dagelijkse dosis te houden.’), tien redenen om te stoppen (bijvoorbeeld ‘Het ontstaan van contra-indicaties zoals slokdarmverkramping), negen stellingen bij ‘specifiek beleid, protocollen en procedures’ (bijvoorbeeld ‘Opbouwfase kan 4 tot 12 maanden duren, of langer.’) en zes opties voor het management op langere termijn (bijvoorbeeld ‘Allergische aanvallen kunnen nog gebeuren na jaren van behandeling en moeten gemeld worden.’).
OIT per 2029 misschien in het basispakket
‘Orale immunotherapie bij jonge kinderen is een nieuwe behandeling’, schrijft Zorginstituut Nederland (ZN). Dit instituut heeft de autoriteit behandelingen voor vergoeding in het basispakket van de zorgverzekering op te nemen en tevens het imago hier zeer kieskeurig in te opereren. Sinds 2022 laat het ZN onderzoek doen naar de (kosten)effectiviteit van de behandeling, die ze zelf als ‘veelbelovende zorg’ kenmerkt:
‘De hypothese is dat OIT in zestig tot 75 procent van de gevallen (afhankelijk van welk allergeen het betreft) zal leiden tot langdurige tolerantie, en dus tot genezing van de allergie.’ Aan de klinische studie nemen 500 kinderen deel waarvan de helft OIT ontvangt. De studie loopt tot aanvang 2028. Als ZN half augustus van dat jaar oordeelt dat de resultaten opwegen tegen de kosten dan komt de behandeling per 1 januari in het basispakket.
Beeld: Andrea Piacquadio
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief