Fysieke activiteit en fitheid wegen zwaarder op het sterfterisico dan gewichtsverlies, concluderen onderzoekers na analyse van bestaand onderzoek. Behandeling van obesitas zou zich daarom niet primair op afvallen moeten richten. ‘Vet kan fit zijn en gezonde lijven heb je in alle soorten en maten.’
Dat is de boodschap die Siddhartha Angadi mensen met obesitas en hun behandelaren mee wil geven. Zij doen er volgens de assistent professor bewegingsleer van de University of Virginia verstandig aan, zich te richten op het verbeteren van de conditie en niet zozeer op het kwijtraken van kilo’s.
Samen met Glenn Gaesser, professor sportfysiologie van de State University Arizona, reviewde Angadi 225 publicaties met het doel de invloed van fysieke activiteit, hartgezondheid en gewichtsverlies op het sterfterisico onafhankelijk van elkaar te bepalen. Dat werd tijd, stellen de Amerkanen vorige week in Cell iScience, omdat sport slechts als een middel wordt gezien om gewicht te verliezen.
Maar de wereldwijde toename van overgewicht gaat gelijk op met het aantal pogingen af te vallen door te diëten. Gemiddeld genomen levert diëten dus geen gewichtsverlies op, redeneren de auteurs. Terwijl tijdelijk gewichtsverlies – het zogeheten jojo’en – op zichzelf genomen een gezondheidsrisico is. En als de noodzaak fysiek actief te zijn exclusief aan een slankere lijn verbonden dan ligt demotivatie op de loer. Want bewegen leidt vaker niet dan wel tot gewichtsverlies.
Het ‘fitte fenotype’
Een gemiste kans, want beweging leidt veel vaker wél tot verbetering van wat onderzoekers de cardiorespiratoire fitheid noemen. Indicaties daarvan zijn onder meer bloeddruk, bloedvetten, vaatfunctie en de bloedsuikerhouding. Regelmatige fysieke inspanning verbetert deze indicatoren vergelijkbaar met dieetprogramma’s.
Gerelateerd aan het sterfterisico, concluderen de auteurs, speelt fysieke activiteit en/of cardiorespiratoire fitheid een grotere rol dan BMI. Het risico te overlijden aan wat voor oorzaak dan ook neemt sterker af bij een verbetering van de fitheid dan bij ‘gewenst gewichtsverlies’:
(Gaesser en Angadi/iScience)
De meest plausibele verklaring daarvoor ligt volgens de auteurs in de verdeling van het vet. Bij ‘metabool gezonde obesitas’ bevindt het lichaamsvet zich minder in de buikholte (visceraal vet) en de organen (ectopisch vet). De auteurs refereren naar studies die tonen dat trainingsprogramma’s meer bijdragen aan deze gunstige vetdeling dan calorierestrictie.
Daar komt nog wat bij. Fysieke activiteit mag dan teleurstellende weinig effect hebben op het totale gewicht, de kwaliteit van dit gewicht verbetert wel. De zogeheten magere massa neemt toe. Dat betekent een omzetting van vet in – zwaarder – spierweefsel. Spiercellen, en met name actieve spiercellen, spelen een positieve rol in het metabolisme.
‘Wij pleiten niet tegen afslanken’, zegt Siddhartha Angadi op de website van de universiteit, ‘we denken alleen dat dit niet het eerste criterium moet zijn om het succes van leefstijlinterventies aan af te meten.’ De focus op gewicht doet volgens Angadi ook geen recht aan de fysiologische realiteit waar mensen met obesitas mee te maken hebben.
‘Lichaamsgewicht is voor een groot deel een kwestie van aanleg. En het verlies van gewicht gaat samen met metabole veranderingen in die niet meehelpen het gewicht vast te houden.’ Welke veranderingen in de stofwisseling daar verantwoordelijk voor zijn, blijft buiten beschouwing. Ook het artikel in iScience beperkt zich tot het bespreken van onderzoek – hoofdzakelijk bevolkingsonderzoek en meta-analyse van klinische studies – dat licht werp op het aandeel van fysieke activiteit in de overleving.
Lager rustmetabolisme
Recent onderzoek werpt meer licht op de vraag waarom sportieve activiteit óók weinig bijdraagt aan duurzaam gewichtsverlies. Zwaardere spieren kunnen daar slechts voor een beperkt deel de oorzaak van zijn. Een veel gehoorde aanname is dat de verbruikte energie simpelweg gecompenseerd wordt door extra calorie-inname. Current Biology publiceerde onlangs het resultaat van een groot internationaal onderzoek dat de simplistische kijk op de energiebalans – ‘calorie erin calorie eruit’ – definitief afschrijft.
Op basis van laboratoriumdata over het energieverbruik van 1,754 proefpersonen ‘die een normaal leven leiden’ komen de auteurs tot de conclusie dat een betere conditie leidt tot een lager energieverbruik in rust. Daardoor hoeft deel van de extra calorieën die het kost een rondje te hardlopen niet gecompenseerd te worden. De onderzoekers komen uit op een gemiddeld 28 procent lager energieverbruik in rust. ‘Dit suggereert dat slechts 72 procent van de calorieën die we verbranden door extra inspanning, zich vertaalt in het totale calorieverbruik van die dag.’
Het gevonden effect is bij dikke mensen nog sterker: bij hen compenseert het lagere energieverbruik in de rust gemiddeld 49 procent van de extra energie die de extra inspanning vraagt. Een duidelijke aanwijzing dat het voor mensen met overgewicht extra lastig wordt door middel van sport gewicht te verliezen.
Foto: Andres Ayrton
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief