Gezondheidsautoriteiten zouden zich meer bewust moeten zijn van het verslavende potentieel van bepaalde voedselproducten. ‘Het begrijpen van dit voedsel als verslavend, kan tot nieuwe benaderingen leiden op het gebied van sociale rechtvaardigheid, ziekenzorg en beleidskeuzes’, schrijft een internationaal team van experts in een speciale editie van de British Medical Journal.
Het idee dat je verslaafd kunt raken aan alcohol, tabak en drugs is algemeen geaccepteerd. In tegenstelling tot deze middelen, is verslaving aan candybars, donuts en chips niet opgenomen in DSM-5 – het diagnostisch en statistische handboek voor mentale stoornissen. Maar de kennis over dit thema neemt toe. Veel studies gebruiken daarvoor de Yale Food Addiction Scale (YFAS), een vragenlijst die dezelfde criteria hanteert als DSM-5 doet om ‘stoornissen in het gebruik van middelen’ mee te diagnosticeren.
Daarbij gaat het om elf criteria waaronder een afgenomen controle over de inname, hunkering, ontwenningsverschijnselen en aanhoudend gebruik ondanks negatieve gevolgen. Volgens de definitie kwalificeert iemand voor een ‘stoornis in het gebruik van middelen’ als diegene over de periode van een jaar aan twee van deze criteria voldoet, en als dat gepaard gaat met een ‘klinisch significante beperking of lijden’.
In hun artikel in de Food for thought-editie van de British Medical Journal verwijzen de auteurs naar twee recente systematische reviews van 281 studies uit 36 landen. Deze becijferen dat gemiddeld veertien procent van de volwassen bevolking en twaalf procent van de kinderen volgens de definitie van de YFAS voedselverslaafd is. ‘Dit is onder volwassenen vergelijkbaar met de niveaus die worden gezien voor andere legaal verkrijgbare middelen: veertien procent voor alcohol en 18 procent voor tabak. Maar het aandeel kinderen met een eetverslaving kent geen precedent.’
Achter deze gemiddelden gaan flinke uitschieters naar boven schuil. Onder mensen die vanwege obesitas een maagoperatie ondergingen, is het percentage ruim twee keer zo hoog. Van de mensen met binge eating disorder – het regelmatig en ongecontroleerd eten van ongewoon grote hoeveelheden voedsel – voldoet zelfs de helft aan de YFAS-criteria voor voedselverslaving.
Volgens de wetenschappelijke literatuur die de auteurs aandragen is ‘YFAS-gebaseerde voedselverslaving’ ook geassocieerd met kernmechanismen van verslaving: ‘Zoals een disfunctionerend neuraal beloningssysteem, impulsiviteit en een gemankeerde emotieregulatie. En daarbij een mindere fysieke en mentale gezondheid en een lagere kwaliteit van leven.’
Welk voedsel heeft het grootste verslavingsrisico?
Slechts weinigen zullen zich ongecontroleerd te buiten gaan aan appels en peren. Ook al bevatten deze veel suiker. De kans op een witlofverslaving is nog veel kleiner. Het voedsel met het grootste verslavingspotentieel bevindt zich onder de gebruikelijke verdachten: industriële zoetigheid en hartige snacks. ‘Geraffineerde koolhydraten of vetten roepen in het striatum gelijke niveaus van extracellulaire dopamine op als alcohol en nicotine doen.’ Het striatum is een regio in de hersenen die coördinerende rol heeft bij de motoriek, besluitvorming, motivatie en beloning.
‘Ultra-bewerkt voedsel is de voornaamste bron van geraffineerde koolhydraten en toegevoegde vetten in het huidige voedselaanbod. Terwijl puur of minimaal bewerkt voedsel ofwel koolhydraten ofwel vet bevatten. Slechts zelden bevatten ze deze allebei.’ Een appel levert bijvoorbeeld 55 kilocalorieën uit suikers en slechts anderhalve calorie uit vetten. Dat is een verhouding van 36 tegen 1, rekenen de auteurs voor. In honderd gram zalm is helemaal geen suiker te vinden en 73 calorieën uit vetten. In eenzelfde gewicht aan chocoladereep zit 237 calorieën suiker en 266 calorieën vet.
Onnatuurlijke voedselmatrix en additieven
Naast deze onnatuurlijke combinatie van macronutriënten, draagt de snelheid waarmee deze in de darm worden afgeleverd ook bij aan het verslavende vermogen. ‘De voedselmatrix van ultra-bewerkte voeding is veranderd. Dat maakt ze gemakkelijker en sneller te consumeren, dat ze een grotere biologische beschikbaarheid hebben en stelt ze in staat het brein sneller te beïnvloeden.’
De snelheid naar het brein is een factor op zich. (In de jaren negentig moesten de tabaksfirma’s toegeven dat ze sigaretten bewust verslavender maakten met behulp van additieven die de nicotine sneller naar de hersenen bracht. Het bewijs daarvoor dat klokkenluider Jeffrey Wigand leverde, leidde tot een schikking 206 miljard dollar.) Snelheid is er ook de oorzaak van dat vapen (e-sigaretten) verslavender is dan het gebruik van nicotinepleisters.
Ook bij de smaakstoffen en additieven die het ‘mondgevoel’ van ultra-bewerkte voedingsmiddelen verbeteren, trekken de auteurs een lijn naar de sigaret. Smaakprofielen met gebruik van onder andere suiker, menthol, cacao en alkalinezout zijn ook bij sigaretten belangrijk voor het vestigen en versterken van merkentrouw. Die was onder proefpersonen zo sterk dat ze de voorkeur gaven aan nicotineloze sigaretten van hun eigen merk boven nicotineshots.
Hoewel additieven op zichzelf waarschijnlijk niet verslavend zijn, kunnen ze het effect van verslavende stoffen wel versterken. Bij tabak is aangetoond dat dezelfde dosering nicotine hogere dopamineniveaus in het striatum veroorzaakt, als daar menthol aan is toegevoegd. Zo dragen additieven ook bij aan het verslavende potientieel van ultra-bewerkt eten. ‘Kunstmatige zoetstoffen’, schrijven de auteurs, ‘binden aan receptoren in de darm als gevolg waarvan de expressie van glucosetransporters (SGLT1 en GLUT2) toeneemt en daarmee het vermogen glucose te absorberen.’
Verslaafd aan aubergines?
De zes uit de VS, Brazilië en Spanje afkomstige auteurs zijn deskundig op verschillende relevante vakgebieden: voedselfysiologie, darm-brein-beloningssignalering, voedselpolitiek, voedsel- en gedragsverslaving en eetstoornissen. In hun artikel gaan ze ook in op de kritiek die er bestaat op het concept van ultra-bewerkte eetbare producten als verslavende substanties. Ze erkennen dat niet al de producten uit deze categorie in aanmerking zullen komen en noemen in dat verband vleesvervangers. Terwijl zelfgebakken koekjes volgens de NOVA-classificatie niet onder de ultra-bewerkte voeding valt, hebben deze wel een grotere dooreetfactor dan volkorenbrood uit de fabriek – wat weer wel onder ultra-bewerkte voeding valt.
Een veelgehoorde kritiek is dat er in ultra-bewerkte voeding geen stofjes zijn aan te wijzen die op zichzelf in staat zijn direct het beloningscentrum in de hersenen te activeren, zoals nicotine dat wel kan. Daartegen argumenteren ze dat geraffineerde suikers en vetten dat via een omweg doen en wel in eenzelfde mate als nicotine en alcohol. Daarnaast wijzen ze op het feit dat de aanwezigheid van een verslavende stof op zichzelf nog niet hoeft de volstaan om een product verslavend te maken. ‘Aubergine bevat bijvoorbeeld nicotine. Dosering en de manier van toediening doen er toe.’
Onderzoek
De wetenschappers pleiten voor meer onderzoek. Onder andere naar de combinaties van ingrediënten, bewerkingen en additieven op het verslavende potentieel van ultra-bewerkte voeding. Daarnaast is helderheid gewenst over het soort producten dat als verslavend zou moeten gelden en de veilig te consumeren hoeveelheden. Ook zouden de wetenschappers graag zien dat empirische klinische richtlijnen ontwikkeld werden voor de behandeling, het management en de preventie van verslaving aan ultra-bewerkt voedsel.
Een medisch/wetenschappelijke erkenning van ultra-bewerkte voeding als potentieel verslavend zou overheden in staat stellen maatregelen te nemen om de consumptie tegen te gaan. Vergelijkbaar zoals met sigaretten is gebeurd.
Zie dit artikel voor meer informatie over de NOVA-classificatie en de gezondheidsrisico’s die met de consumptie van ultra-bewerkt voedsel gepaard gaan.
Illustratie van John Hain
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief