Ook lichaamsvet heeft een energiehuishouding. De functie van mitochondriën in vetcellen neemt met de leeftijd af. Maar levenslange training lijkt de negatieve effecten daarvan te compenseren, zagen Deense onderzoekers.
In obesogene samenlevingen zoals de Westerse, waar ruim de helft van de bevolking overgewicht heeft, wordt lichaamsvet voornamelijk gezien als iets waar je van af moet – en meestal niet van af komt. Tekenend voor deze lipofobe houding is dat een woord als liposuctie geen uitleg behoeft. Iedereen weet dat dit het afzuigen van vet betekent. Ondertussen zijn vetcellen veel meer permanente dan tijdelijke reserves voor overtollige energie.
‘Onder andere scheidt vet stoffen uit die inwerken op het spier- en breinmetabolisme’, zegt Anders Gudiksen, celbioloog aan de Universiteit van Kopenhagen. In plaats van als energiereserve beschouwt hij vetweefsel tegenwoordig als een orgaan ‘dat interacteert met andere organen en dat ons metabole functioneren kan optimaliseren’. Aandacht voor het welzijn van ons vet is belangrijk, zegt Gudiksen. ‘Want algemene gezondheid is nauw verbonden aan hoe goed ons vetweefsel functioneert.’
Samen met biochemici en sportfysiologen van zijn universiteit bestudeerde Gudiksen bloedmonsters en onderhuids buikvet afkomstig van jonge (20 tot 32 jaar) ongetrainde mannen en van oudere (62 tot 73 jaar) mannen die ofwel ongetraind, matig getraind of goed getraind waren. Ze vergeleken de metabole toestand en het functioneren van de mitochondriën in de vetcellen en stelden vast dat de ‘intrinsieke respiratoire capaciteit’ – energieproductie – van de seniore energiefabriekjes kleiner was dan de jeugdige.
Zuustof/radicalen
Daar stond tegenover dat het trainingseffect hier flink voor compenseerde. Gudiksen: ‘De vetcellen van goed getrainde oudere mannen waren in staat twee keer zoveel energie op te wekken als die van de ongetrainde oudere mannen.’ Op enkele punten scoorden de fitte ouderen zelfs beter dan inactieve jongeren. De mitochondriën in hun vetcellen konden meer zuurstof verwerken en waren beter in staat zichzelf – indien nodig – af te breken. Een proces dat mitofagie genoemd wordt en essentieel is voor het gezond houden van cellen.
Daarbij produceerde de celademhaling van ‘fit vet’ minder ROS – zuurstofradicalen – dan die van ongetrainde ouderen. Getrainde vetcellen waren ook beter in het neutraliseren van de zuurstofradicalen. Belangrijk, omdat zuurstofradicalen extreem schadelijk – oxidatief – zijn voor de cel en het erfelijk materiaal daarin. Volgende de huidige stand van de wetenschap dragen verhoogde niveaus van zuurstofradicalen bij aan het ontstaan van kanker, diabetes, cardiovasculaire ziekten en Alzheimer.
‘Sporten heeft daarom een groot effect bij het gezond houden van vetweefsel’ vat Gudiksen het belang van beweging samen. ‘En houdt daardoor waarschijnlijk ook bepaalde ziekten op afstand.’ Het onderzoeksartikel in The Journals of Gerontology is alleen als samenvatting beschikbaar. Hoeveel uur de sportieve ouderen wekelijks fysiek actief waren en in welke intensiteit, vertelt het verhaal niet.
Güniksen zegt alleen dat je het vetweefsel ‘werkelijk tot op een zeer hoog niveau’ kunt trainen ‘maar dat het niet nodig is tweehonderd kilometer per week te fietsen om een positief effect te bereiken. Wat je niet moet doen, is helemaal niets doen.’ Hij hoopt dat toekomstig onderzoek meer aandacht geeft aan wat mensen minimaal moeten doen om hun vetweefsel gezond te houden.
Zelf gaan onderzoekers iets anders doen. Namelijk bestuderen waar de schade bij inactieve mensen precies ontstaat. En ze gaan op zoek naar een medicijn dat er voor zorgt dat vetcellen overtollige energie niet als vet opslaan maar in warmte omzetten.
Foto door Kampus Production via Pexels
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief