Matig intensief bewegen kan een effectieve manier zijn om gewicht te verliezen. Of dat ook echt gebeurt, hangt er van af in hoeverre de verbruikte calorieën aangevuld worden. De kans bestaat dat het netto effect nul is, want fysieke inspanning zorgt voor meer eetlust. Handig voor mensen die moeten aansterken, lastig voor mensen die moeten afvallen.
In het recente verleden is heel wat onderzoek gedaan naar het effect van sporten op eetgedrag. Zoveel dat er zelfs een meta-analyse verscheen van 51 experimenten waarbij proefpersonen zich over kortere of langere tijd en in verschillende gradaties van intensiteit inspanden. Waarna ze naar behoefte mochten eten. Niet onderzocht is de vraag wat lichamelijke inspanning doet met hypothetische eetkeuzes. Met andere woorden, hoeveel de proefpersonen straks dénken te gaan eten.
Die kennis zou wel helpen betere strategieën te bedenken die mensen op de lange termijn tot gezondere voedselkeuzes bewegen. Karsten Köhler is professor voor sport, voeding en gezondheid aan de Technische Universiteit München. ‘In de sport zitten we met het fenomeen dat mensen zich na de training overeten’, vertelt hij op de website van zijn universiteit. ‘Men wil zichzelf en het eigen lichaam belonen voor de geleverde inspanning.’
Voor een flink deel van de sporters is juist deze beloning het probleem. ‘Afvallen is voor velen de belangrijkste motivatie om te sporten. Lukt het niet de gewenste kilo’s te verliezen dan is de kans groot dat ze er weer mee ophouden.’
Köhler en zijn team ontwierpen samen met onderzoekers van de Universiteit van Nebraska (VS) een experiment dat inzicht geeft hoe matig intensieve inspanning hypothetische beslissingen over de timing en de hoeveelheid voedsel beïnvloedt. Doordat de proefpersonen niet te eten kregen, was het mogelijk na te gaan hoe deze beslissingen na verloop van tijd veranderden.
Maaltijd plannen tegen overcompensatie
Bijna vijftig jonge, ongetrainde mannen en vrouwen zonder overgewicht stapten op de hometrainer voor een sessie van drie kwartier op matige intensiteit. Voorafgaande daaraan beantwoordden ze vragen over onder meer hun gevoel van verzadiging en honger. Aan de hand van foto’s met daarop etenswaren – onder meer pizza – in verschillende portiegroottes, gaven de proefpersonen aan de hand van foto’s een indicatie van hoeveel ze nu direct zouden willen eten en hoeveel over twee uur.
De procedure herhaalde zich direct na de inspanning en een half uur later voor de derde keer. In een tweede sessie ondergingen de vrijwilligers hetzelfde protocol, met dit verschil dat ze nu pauzeerden in plaats van op de hometrainer te klimmen. Op deze manier fungeerden de proefpersonen als hun eigen controlegroep, een zogeheten cross-over ontwerp.
Deze nuchtere benadering maakte voedselkeuzes op verschillende tijdstippen mogelijk, zonder de metabole verstoring van de energiebalans die een daadwerkelijke maaltijd tot gevolg zou hebben. De onderzoekers publiceerden hun bevindingen in vakblad Nutrients.
Ze concluderen dat de compenserende stijging in voedselinname na sport waarschijnlijk het gevolg is van een toegenomen voorkeur voor grotere porties, in combinatie met een grotere voorkeur voor onmiddellijke consumptie. Zij zien in hun onderzoek aanleiding te veronderstellen dat voedselkeuzes minder kwetsbaar worden voor overcompensatie, als we vooraf beslissen wat en hoeveel er na de training op tafel komt.
Onderdrukte honger?
Na fysieke inspanning viel de hoeveelheid die de proefpersonen onmiddellijk dachten te kunnen eten duidelijk hoger uit dan na eenzelfde periode pauze. Een half uur later was dit verschil zelfs twee keer zo groot. Daarentegen veranderde wel of niet trainen nauwelijks iets aan de hoeveelheid die de deelnemers voor de volgende maaltijd – enige uren later – in gedachten hadden.
Dat is een indicatie dat sporten bevattelijk maakt voor ‘impuls-eten’ en het lijkt er op dat dit risico na een half uur zelfs groter is. Dat versterkte effect na een half uur kan nog iets anders betekenen, noteren de auteurs: ‘Deze observatie kan, tenminste voor een deel, het resultaat zijn van een tijdelijke onderdrukking van de eetlust tijdens en vlak na de fysieke inspanning.’
Het ‘hongerhormoon’ ghreline wordt in dit verband vaak genoemd. Een recent artikel op mmv.nl gaat over GDF15, een minder bekend molecuul dat een rol speelt bij hongeronderdrukking tijdens inspanning. Daarnaast wijst het artikel op de verschillende functies van lactaat. Dat ontstaat bij de verbranding van glucose en vetten, maar is op zichzelf ook weer een voedingstof.
Relatieve energy-inname
In de Duits-Amerikaanse studie ging het de onderzoekers om het principe van ‘hypothetische voedselkeuzes’ als methode om tijdelijke veranderingen te meten in de beslissingen die daarin genomen worden. In de toekomst willen ze nagaan in hoeverre hun bevindingen ook van toepassing zijn op obesitaspatiënten, hun eigenlijke doelgroep. Daarnaast willen ze hun methode toetsen in andere inspanningsvormen dan fietsen en bij andere intensiteiten.
De toekomst zal ook leren of voorgenomen voedselkeuzes goede voorspellers zijn voor de werkelijkheid. Vooralsnog zijn de resultaten in dezelfde orde van grootte als vergelijkbare studies tonen waar de proefpersonen na kun inspanning wel mochten eten, melden de auteurs. Gemiddeld had de inspanning de proefpersonen 343 calorieën gekost. De voorgenomen voedselkeuzes telden op tot ca. 260 calorieën die de proefpersonen een half uur na het fietsen direct zouden lusten.
De aan het begin van dit artikel genoemde meta-analyse concludeert een groot effect op de relatieve energie-inname. Dit is het verschil tussen verbruikte energie en de energie die in vorm van voedsel weer terugkomt. In de experimenten waar de deelnemers naar behoefte konden eten namen ze in de twee uur na de inspanning gemiddeld 35 procent minder energie in dan ze verbruikt hadden.
“The Bexhill Classic Cycle Group” by Andrew Campbell Photography is licensed under CC BY 2.0
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief