Geraffineerde suikers horen niet thuis in een gezond dieet. Maar glucose is ook suiker, en daar kan ons lichaam niet zonder. Waarin schuilt het verschil? De suikers die we nodig hebben, maakt ons lichaam zelf aan uit volwaardige voeding. Ook uit groenten en fruit.
‘Een gemiddelde Nederlander eet 110 gram suiker per dag’
Diabetesfonds
Suikerverslaafd
Zoetigheden horen van oudsher bij feest, verwennerij, traktatie. In de laatste halve eeuw werd het eten van suiker steeds ‘normaler’. Een lepel honing door de yoghurt, twee klontjes in de koffie, hagelslag op brood, koekjes bij de thee, dertig soorten vla als ‘toetje’ en frisdrank voor tussendoor. En dan zit er nog volop suiker verstopt in industrieel bewerkt voedsel.
Een gemiddelde Nederlander eet dagelijks 110 gram aan suiker. Ofwel: 28 suikerklontjes per dag en meer dan 10.000 suikerklontjes (40 kilo) per jaar. Wie eet volgens de richtlijnen van MMV eet zo min mogelijk geraffineerde en/of toegevoegde suiker. Want het kost je lichaam vitaminen en mineralen om deze suikers te verwerken. Door ze te eten, beroof je het lichaam van waardevolle micronutriënten die het lichaam nodig heeft voor opbouw en herstelmechanismen.
Glucose is toch nodig?
Onze lichaamscellen functioneren alleen als er glucose voorhanden is. Suiker bevat glucose, maar we kunnen ook glucose vormen uit eiwit (aminozuren) of vet (glycerol) en koolhydraten. Suikers heten ook wel koolhydraten. Maar de ene koolhydraat is de andere niet. Ze zijn enkelvoudig (monosachariden) of meervoudig (oligo- of polysachariden). Uit hoe meer scheikundige ketens de koolhydraat is opgebouwd, hoe langzamer de verwerking ervan in het lichaam.
Ook de darmbacteriën helpen in het vormen van enkelvoudige uit de meervoudige suikers. Hoe meer vezels deze bacteriën te ‘eten’ krijgen, hoe beter ze hun werk kunnen doen. In de volksmond heten monosachariden ‘snelle’ koolhydraten, en de rest heeft de naam ‘langzaam’ of ‘complex’. Groente bestaat ook vrijwel volledig uit complexe koolhydraten en water en levert bovendien vezels die belangrijk zijn voor ons microbioom.
Semi-essentiële suikers
De natuur telt 200 enkelvoudige suikermoleculen. Acht daarvan fungeren als een soort antennes op onze celmembranen. Dit zijn de ‘semi-essentiële’ suikers: glucose, galactose, xylose, n-acetyl-galactosamine, n-acetyl-glucosamine, n-acetyl-neuraminicacid (Sialic acid), fucose en mannose. Een (gezonde) lever maakt deze suikers zelf aan uit volwaardige voeding.
Je krijgt ze dus, net als vitamines, mineralen en aminozuren, binnen met een gezond en gevarieerd voedingspatroon. Stress, ouderdom, toxische belasting en/of een onvolwaardig voedingspatroon kunnen de aanmaak negatief beïnvloeden. Het lichaam functioneert als een geoliede machine als het de juiste voeding als brandstof aangereikt krijgt. Met een dieet van volwaardige verse – liefst biologische – voeding (groente en fruit), gevarieerd en uit het seizoen, krijg je voldoende voedingsstoffen binnen om de aanmaak van semi-essentiële suikers veilig te stellen. Wie teveel vrije suikers eet, overbelast de lever en dat komt de productie niet ten goede.
Stabiliseer de bloedglucosespiegel
Een voedingspatroon volgens de MMV-richtlijnen stabiliseert de bloedglucosehuishouding die bij veel mensen verstoord is. Soms is er zelfs al het begin van insulineresistentie (diabetes type 2). Wat is insulineresistentie? Wanneer je ‘snelle’ koolhydraten eet (zoals suiker, witmeelproducten, rijst) zet het lichaam deze meteen om in glucose. Je lichaam gebruikt deze glucose als brandstof voor de cellen. Om de glucose de cel in te krijgen is insuline nodig. Je maakt automatisch insuline aan zodra er glucose in je bloed komt. Bij continue aanvoer van voeding raakt dit systeem overbelast en ontstaat diabetes type 2: insulineresistentie. Dit systeem is in veel gevallen omkeerbaar met een andere leefstijl.
Door te kiezen voor goede voeding en niet de hele dag door te eten, geef je de herstelcapaciteit van het lichaam meer ruimte. Het zorgt voor stabiliteit in de bloedglucosehuishouding en bevordert de vetstofwisseling.
Glycemische index versus glycemische lading
Voedingsmiddelen verschillen niet alleen in voedingswaarde, maar ook in de snelheid van verbranding. Hoe sneller voedingsmiddelen verbranden, hoe sneller koolhydraten in het bloed worden opgenomen. Dat is niet gunstig. Ze zorgen dan voor een hoge piek in de bloedsuikerspiegel. En na een piek volgt automatisch een dal. Die schommelingen kosten een mens nodeloos veel energie. Bijkomend nadeel van een snelle daling is het hongergevoel dat dit geeft.
De glycemische index (GI) geeft aan hoeveel glucose in een product aanwezig is. Hoe hoger de GI hoe ongunstiger voor de bloedsuikerspiegel. Maar het is de dosis die bepaalt hoe de voeding uitpakt op het systeem. Die dosis wordt weergegeven in de glycemische lading (GL). Over het algemeen geldt dat verse, onbewerkte voeding glycemisch een gunstige lading heeft.