In De Telegraaf van 5 april uit professor bio-archeologie Armanda Henry (Leiden) stevige kritiek op het zogeheten paleodieet: 'In werkelijkheid weten we helemaal niet hoe onze voorouders aten, dus het idee van een oermensdieet is gewoon onzin.' Daarmee keert ze zich tegen populaire diëten en sociale mediafiguren die hun volgers beïnvloeden met nonsens zoals paleo chocolade cakes. Het bij-effect is echter kwalijk.

Met haar gemakkelijke stellingname serveert ze serieuze wetenschappers uit andere disciplines af. Het gaat om geleerden die op basis van evolutionair en interdisciplinair onderzoek in kaart hebben gebracht hoe voeding de anatomisch moderne homo sapiens gevormd heeft, en wat dat zegt over de voorwaarden voor menselijke gezondheid. Dat perspectief is bepaald waardevol. Het sluit aan bij het gedachtengoed van Darwin, die benadrukte dat organismen zich aanpassen aan hun omgeving. Machteld Huber vertaalde dit in haar definitie van gezondheid als ‘het vermogen je aan te passen en zelfregie te voeren’. Onderzoek naar de evolutionaire oorsprong van menselijke voeding past binnen dit kader en kan inzichten bieden in hoe gezondheid optimaal kan worden ondersteund.
Het klopt dat we geen sluitend beeld hebben van wat paleolithische mensen precies aten — er is geen voedingsmiddelentabel uit die tijd. Maar om daaruit te concluderen dat we ‘helemaal niets weten’, miskent het pionierswerk van onderzoekers als Boyd Eaton, Loren Cordain, Michael Crawford en Stephen Cunnane. Zij brachten inzichten bijeen uit de archeologie, biologie, antropologie, fysiologie en voedingswetenschap, en schetsen samen een redelijk onderbouwd beeld van het voedingspatroon van onze voorouders.
Onzekerheden, maar geen onzin
Natuurlijk bestaan daar onzekerheden over. Maar er zijn ook robuuste patronen te zien, zoals het feit dat jager-verzamelaars overwegend een gemengd dieet hadden — met een aanzienlijke bijdrage van dierlijke producten. Ook blijkt uit genetisch en fysiologisch onderzoek dat bepaalde aanpassingen aan landbouwvoeding (zoals lactasepersistentie en verhoogde gehaltes van amylase in speeksel) relatief recent zijn en waarschijnlijk ontstonden onder selectiedruk door infectieziekten die gepaard gingen met de overgang naar landbouw en veeteelt.
Wat daarbij vaak over het hoofd wordt gezien, is de ecologische context waarin de mens zich ontwikkelde. Steeds meer aanwijzingen suggereren dat de zuidkust van Afrika — rijk aan land-water-ecosystemen — een cruciale rol speelde in de evolutionaire geschiedenis van onze directe voorouders. Hier was volop toegang tot voeding uit zowel zee als land. Zo was als voorbeeld de aanvoer van jodium en selenium waarschijnlijk constant en hoog. Dat zou kunnen verklaren waarom het menselijk lichaam deze stoffen relatief slecht reguleert: er was simpelweg zelden schaarste.
Inzicht in ernst tekorten
Sinds de mens zich uit deze rijke ecosystemen verspreidde over de wereld, doken er tekorten op in voedingsstoffen zoals jodium (beschermt tegen schildklierproblemen en ontsteking), selenium (beschermt onder meer tegen kanker), DHA (van belang voor hersenopbouw en cognitieve functies), magnesium (van belang voor ca. 300 enzymreacties en natuurlijke calciumantagonist) en zink (belangrijk voor onder andere een goed werkend immuunsysteem). Deze stoffen krijgen we door onze moderne voeding te weinig binnen. In Nederland bijvoorbeeld is de seleniumstatus van de meeste volwassenen lager dan optimaal, en komt het overgrote deel van het jodium niet meer uit natuurlijke bronnen.
De evolutionaire benadering stelt ons in staat deze patronen te begrijpen. Wie zich verdiept in dit perspectief, ontdekt verbanden die anders onzichtbaar blijven. Het gaat er niet om één dieet te verheerlijken of het verleden te romantiseren, maar om de biologische logica van de huidige mens te begrijpen. Daarmee kunnen we richting geven aan toekomstbestendige voeding en gezondheidszorg.
Dialoog, geen diskwalificatie
Het is dan ook jammer dat een hele onderzoeksrichting zo gemakkelijk terzijde wordt geschoven. De jonge discipline van de evolutionaire geneeskunde verdient een serieuze plek in het academisch debat — juist omdat het bijdraagt aan het fundamentele inzicht in de relatie tussen mens, omgeving en gezondheid. Wanneer wetenschappers uit verschillende disciplines elkaar publiekelijk diskwalificeren zonder onderlinge dialoog, raakt dat niet alleen het debat, maar uiteindelijk ons allemaal. Want het gaat hier om kennis die onze gezondheid direct ten goede komt.
Deze column is in andere vorm eerder gepubliceerd op www.foodlog.nl
Voor De Telegraaf van 5 april klik hier.
Beeld: IllustAC
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief