Het is heel normaal dat het prestatievermogen met de jaren wat achteruit kachelt. De snelheid waarmee dat gebeurt, maakt het verschil tussen gezonde en ongezonde veroudering. De geestelijke vermogens van een groep oudere Amerikanen werden jarenlang getest en het bleek dat de deelnemers die de meeste flavonolen consumeerden, het minst achteruit gingen.
De 961 mannen en vrouwen in de leeftijd van zestig tot honderd jaar vrij van dementie, doen mee aan het Rush Memory and Aging Project; een langlopend onderzoek uitgevoerd door het Rush Institute for Healthy Aging van de gelijknamige universiteit in Chicago. Gedurende de gemiddeld zeven jaar dat deze inwoners van Chicago voor deze studie gevolg werden, voltooiden ze jaarlijks een serie van negentien testen.
Aan de hand daarvan brachten de onderzoekers in kaart hoe de cognitie van deelnemers zich op verschillende onderdelen ontwikkelde. Zoals gebruikelijk in dit soort onderzoeken, werd het voedingspatroon vastgesteld met zogeheten ‘gevalideerde semi-kwantitatieve voedselfrequentie-vragenlijsten’ (FFQ’s).
Een van de kritiekpunten op deze wijze van dieetonderzoek is dat mensen de sterke neiging hebben hun eigen (eet)gedrag te rooskleurig voor te stellen dan het werkelijkheid is. Dat lijkt in dit geval mee te vallen. Uit de FFQ’s kwam een duidelijk lagere consumptie van flavonolen tevoorschijn dan het Amerikaanse gemiddelde.
Alle beetjes helpen
Gemiddeld, zo meldt het nieuwsbericht op de website van de American Academy of Neurology, krijgen volwassen inwoners van de Verenigde Staten dagelijks 16 tot 20 milligram flavonolen binnen. Voor de deelnemers aan deze studie berekenden de onderzoekers een gemiddelde inname van slechts 10 milligram. Waarbij de groep met de laagste inname op 5 milligram uitkwam en de groep met de hoogste inname op 15 milligram – wat ongeveer overeenkomt met een opscheplepel gestoomde spinazie.
Toch maakte deze minimale inname een verschil. De samenvatting van de studie in Neurology, het wetenschappelijke huisorgaan van de Academy, meldt dat de groep met de hoogste inname gemiddeld genomen de langzaamste afname van de geestelijke vermogens liet zien. Na aanpassing voor onder andere leeftijd, geslacht, opleiding, roken, en mate van cognitieve en fysieke activiteit lieten rekenmodellen die samenhang zien bij:
De globale cognitie, het episodische geheugen (dat gebonden is aan tijd en plaats van persoonlijke herinneringen), het semantische geheugen (dat gaat over betekenissen, begrippen en feiten), de perceptuele snelheid (het onderdeel van informatieverwerking dat te maken heeft met het snel herkennen van verschillen en overeenkomsten in figuren, vormen of patronen), werkgeheugen en het ruimtelijke geheugen.
Wat zijn flavonolen en waar zitten ze in?
Flavonolen zijn een onderklasse van de flavonoïden. Ze beschermen planten tegen oxidatieve stress en komen ruim voor in plantaardig voedsel. Er zijn er vier: kaempferol, quercetine, myricetine en isorhamamnetine. De voedselplanten die het meeste van deze flavonolen bevatten zijn volgens de onderzoekers boerenkool, bonen, thee, spinazie en broccoli voor kaempferol. Quercetine zit het meest in tomaten, boerenkool, appels en thee. Myricetine is het meest aanwezig in thee, wijn, boerenkool, sinaasappels en tomaten. En de rijkste bronnen voor isorhamamnetine zijn peren, olijfolie en wijn.
Thomas Holland, de eerste auteur van de studie, wijst er plichtmatig op dat de resultaten slechts een verband aantonen en op zichzelf geen oorzakelijk verband bewijzen. Om daar aan toe te voegen dat het een opwindend idee is dat specifieke voedselkeuzes tot een vertraging van de cognitieve aftakeling zouden kunnen leiden. ‘Zoiets simpels als meer groenten en fruit eten en meer thee drinken, is een gemakkelijke manier waarop mensen actief kunnen bijdragen aan het onderhouden van hun eigen hersengezondheid.’
Beeld: Fotolia
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief