Vele studies concluderen dat lichaamsbeweging bijdraagt aan het geestelijk welbevinden. Zweedse onderzoekers voegen daar een nieuwe aan toe. Een oefenprogramma van twaalf weken resulteerde in een ‘klinische relevante verbetering’ bij gevoelens van angst. Het effect was sterker bij iets pittiger inspanning.
Met name bij depressieve klachten is veel onderzoek dat wijst op een positieve werking van matig-intensief sporten. Over de vraag of dat ook helpt bij angst is minder bekend. Een grote RCT met 286 Zweden van middelbare leeftijd bracht daar verandering in. De proefpersonen waren geselecteerd uit mensen die in de regio Gothenburg eerstelijns onder behandeling waren voor een angststoornis
DSM-5
Angst is een veel voorkomende en ook nuttige emotie. Neem de angst grote hoogtes op een steil bergpad of de bezorgdheid voor kleine kinderen in het verkeer. DSM-5, het handboek voor psychische stoornissen, hanteert daarom een strenge definitie voor angst als psychische stoornis. De angst en bezorgdheid moet ‘excessief’ zijn, gedurende minstens zes maanden ‘vaker wel dan niet aanwezig zijn’ en ‘betrekking hebben op een aantal gebeurtenissen of activiteiten.’
Daarbij vindt de betrokkene het ‘moeilijk zijn of haar bezorgdheid onder controle te houden’. Symptomen zijn rusteloosheid, snel vermoeid raken, concentratieproblemen, prikkelbaarheid, spierspanning en slapeloosheid. Daarvan moeten er tenminste drie op de patiënt betrekking hebben. De bange (voor)gevoelens en de bijkomende klachten moet het functioneren op ‘belangrijke terreinen’ beperken. Tot slot mag er geen betere verklaring zijn dan een psychische stoornis.
Recept beweging
Net als in Nederland kent het Zweedse zorgsysteem twee behandelingen voor angststoornissen: psychofarmaca en (cognitieve gedrags)therapie. En net als in de Nederland bestaan in Zweden bedenkingen bij het gebruik van medicijnen. Er zijn veel bijwerkingen, terwijl ze bij veel patiënten niet werken. De wachtlijsten voor therapie zijn lang en de kans is groot dat angstproblemen verslechteren als hulp op zich laat wachten.
‘Huisartsen hebben benadelingen nodig die zich laten individualiseren, weinig bijwerkingen hebben en makkelijk zijn voor te schrijven’, zegt Maria Åberg op de website van universiteit van Gothenburg. ‘Ons model van twaalf weken fysieke training is een effectieve behandeling, die in de eerstelijns zorg breder beschikbaar zou moeten komen.’
De onderzoekers deelden de proefpersonen door loting op in drie groepen. Onder professionele begeleiding trainde een groep drie keer per week licht onder professionele begeleiding. Een tweede groep trainde net zo vaak maar iets zwaarder en de controlegroep kreeg alleen theoretische uitleg. De trainingen duurden een uur. Omsloten door een warming up en een cooling down bestond de kern uit 45 minuten circuittraining bestaande uit oefeningen ter verbetering van kracht en uithoudingsvermogen.
Bij de lichte trainingen was het doel de gemiddelde hartslag van de deelnemers rond zestig procent van de maximum hartfrequentie te houden. In de andere groep was 75 procent van de maximale hartfrequentie het streven. Deze inspanning werd als intensief ervaren. Onder meer met behulp van hartslagmeters werden de oefeningen afgestemd op de individuele capaciteiten.
Na twaalf weken waren de symptomen bij de deelnemers uit alle drie de groepen afgezwakt. Maar bij de twee trainingsgroepen waren verbeteringen gemiddeld duidelijk groter. De lichte trainende deelnemers verbeterden met een factor 3,6 en de zwaarder trainende groep met een factor 4,9. ‘Er was een significante intensiteitstrend voor verbetering’, zegt Malin Henriksson die op het onderzoek hoopt te promoveren. ‘Dat wil zeggen dat hoe intensiever men trainde, hoe meer hun symptomen verbeterden.’
Sport helpt, maar hoe?
Een duidelijke relatie tussen de intensiteit van de training en verbetering van de symptomen, konden de onderzoekers echter niet vaststellen. Wat niet strookt met eerdere bevindingen. Deels is dat te verklaren, schrijven de onderzoekers in Journal of Affective Disorders, uit de samenstelling van de groepen.
‘Veel deelnemers hadden een lange geschiedenis van angststoornissen en weinig fysieke activiteit. Dus vergeleken met hun sedentaire leefstijl, resulteerde zelfs het laag-intensieve beweegprogramma voor de meeste deelnemers in significant meer beweging.’ Daar komt bij dat de controlegroep ook fitter werd. Dat suggereert dat deelname aan het onderzoek, de controlegroep inspireerde tot meer fysieke activiteit. ‘Wat zou betekenen dat het gevonden effect een onderschatting is.’
Wat nou precies het positieve effect van sport veroorzaakte, werd de onderzoekers niet echt duidelijk. De hypothese was dat meer kracht en meer uithoudingsvermogen samen zou gaan met vermindering van de symptomen. Dat bleek niet zo te zijn. Er moeten ook andere mechanismen aan het werk zijn, vermoeden de auteurs.
‘Het sociale element van deelname in een groep ‘zou op zichzelf therapeutisch kunnen zijn. Bijna een derde deelnemers waren op ziekteverlof en regelmatige bijeenkomsten met anderen had in deze groep waarschijnlijk een gunstig effect.’ Daarnaast heeft beweging invloed op de werking van het brein. In proefdieronderzoek verbeterde beweging de hersenplasticiteit, terwijl angstig gedrag verminderde.
Beeld: A. Koolshooter
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief