Wat is gezonder, een omnivore of een veganistische voedingswijze? Wetenschappers van Stanford University ontwierpen een klinische studie die deze vraag op originele wijze benadert. Ze zetten identieke tweelingen twee maanden op dieet. Wat bleek? Het diervrije voedingspatroon verlaagde ldl-cholesterol, nuchtere insulinewaarden en gewicht meer dan het eveneens gezonde dieet met dierlijke producten.
Er is ‘overvloedig’ bewijs uit de voornamelijk observationele en weinige interventiestudies, schrijven de onderzoekers in JAMA Network Open, die aangeven dat veganistische voedingspatronen gelinkt zijn aan verbeterde cardiovasculaire gezondheid en een afgenomen risico op hart- en vaatziekten. Maar er zijn verschillende problemen die meer wetenschappelijke zekerheid rond dit thema in de weg staan.
Ten eerste de vergelijkingsbasis. Als het goed is voorziet een veganistisch voedingspatroon in meer vezels, vitaminen, mineralen en fytonutriënten dan andere voedingspatronen – en tegelijk in minder calorieën. Maar het is niet altijd goed. ‘Een eenzijdig samengesteld veganistisch dieet kan veel kwalitatief laagwaardig plantaardig voedsel bevatten, zoals geraffineerde koolhydraten en toegevoegde suikers.’
Andere ‘confounding’ (medeverantwoordelijke) factoren vloeien voort uit de mogelijke unieke kenmerken van deelnemers aan cohortonderzoeken die zelf besloten hebben veganist te worden. Het zou bijvoorbeeld kunnen zijn dan zij genetisch net iets anders in elkaar steken dan omnivoren en dat kan van invloed zijn op allerlei fysieke en mentale processen. Dat de genen een woordje meespelen bij het besluit geen vlees en vis meer te eten, suggereert een studie waar MMV onlangs over berichtte.
Tweelingonderzoek
Gerandomiseerd klinisch onderzoek met genetisch identieke tweelingen ondervangt beide onzekerheden grotendeels. Je kunt de maaltijden voor beide groepen netjes balanceren en de proefpersonen zijn genetisch identiek. De onderzoekers van Stanford Medicine (Californië, VS) stelden bij de selectie bovendien zeker dat de 44 proefpersonen ook een vergelijkbare opvoeding, leefstijl en leefomgeving deelden.
De 22 tweelingparen hadden gemiddeld genomen enig overgewicht (BMI 25,9) maar waren verder helemaal gezond. Loting wees aan welke tweelinghelft zich voorlopig veganistisch zou voeden. Beide groepen werden de eerste vier weken dagelijks voorzien van drie maaltijden. Deze waren in beide gevallen gezond te noemen: ‘Met een nadruk op groenten, fruit, volkoren granen en tegelijkertijd een begrensde hoeveelheid toegevoegde suikers en geraffineerde granen.’
Na de eerste maand stelden de proefpersonen onder begeleiding van een diëtist hun eigen maaltijden samen. Richtinggevend in de eetadviezen was het streven naar zo minimaal mogelijk bewerkte voedsel. Een gezonde balans tussen groenten, zetmeelbronnen, proteïnen en gezonde vetten. Daarbij de opdracht binnen deze voedselgroepen zo veel mogelijk variatie aan te brengen en wel op zo’n manier dat de richtlijnen aansloten op ieders persoonlijke smaak en voorkeuren. Kennelijk viel dit de deelnemers niet al te zwaar, slechts een van 22 ‘vegans’ viel uit.
LDL cholesterol
In de eerste plaats wilden de onderzoekers weten hoe de verschillende diëten zouden uitpakken op het LDL (het ‘foute’) cholesterol. Die waarden waren bij aanvang al geen reden tot zorg. Toch deed de voedingsinterventie in beide groepen dit ‘foute cholesterol’ dalen. In de omnivore groep marginaal, maar in de veganistische groep duidelijk meer. Omgerekend naar eenheidsmaat die Nederland hanteert, daalden veganisten 0,36 mmol/L meer dan de omnivoren. Naar een groepsgemiddelde van 2,47 mmol/L.
Ter oriëntatie: in Nederland geldt een HDL-C onder de 2,50 mmol/L als optimaal en een niveau boven 3,50 als te hoog. Voor mensen met hart- en vaatziekten geldt een strengere richtlijn. Bij hen is het streven het LDL-C onder de anderhalf te krijgen.
Gewicht, bloedsuiker en insuline
Hoewel beide diëten geen gewichtsverlies beoogden, werden beide groepen wel lichter. Maar ook hier was het effect in de veganistische groep sterker. Zij verloren 1,9 kilo meer dan de omnivoren. Daar stond overigens tegenover dat ze zich ook minder verzadigd voelden.
Bij aanvang de onderzoeksperiode waren de nuchtere bloedsuikerwaarden goed (omgerekend 5 mmol/L) en daar veranderde zo goed als niet aan. Al leek het erop dat de veganistische groep daar minder van het hormoon insuline voor nodig had: hun nuchtere insulinewaarden lagen na twee maanden zeventien procent lager dan bij aanvang van de studie.
Foto: Stanford Medicine. Drie van de 22 tweelingparen die aan de studie deelnamen
MMV maakt wekelijks een selectie uit het nieuws over voeding en leefstijl in relatie tot kanker en andere medische condities.
Inschrijven nieuwsbrief